Er is een kasteel, een heel mooi kasteel
het staat in een bos.
In dat bos wonen Indianen,
‘oeboeboeboeboeboeboeh!’
Die zijn een beetje boos,
want ze missen hun gitaren.
Ze zochten,
maar werden bang.
Enge geluiden uit een schuur
en ook vreemd gezang
‘Oh, wat eng...’
Het griezelige was van korte duur.
Het zingen klonk best lang
van Spookje achter muur.
Myrthe speelde op een gitaar
in ‘t geheim,
dat is best raar.
Wat was daar aan de hand?
Wie schreeuwden moord en brand?
Myrthes ouders hielden niet van geluid.
Zij gooiden haar gitaar van heel hoog eruit.
‘Wat flauw en gemeen zeg.’
Spookje had een gek idee:
nam van de Indianen hun gitaren mee.
En nu klonk daar hippe muziek
van Spookje en Myrthe, best uniek,
‘De Indianen kregen hun gitaren terug....’
Er is een kasteel, een heel mooi kasteel
het staat in een bos.
In dat bos spelen Indianen
op gitaren met een meisje en haar spook erbij.
Iedereen is nu weer blij.
‘Ouders dik tevree, gitaren weer terug, Myrthe heeft vrienden om mee te spelen, Spookje is eindelijk onder de mensen...’
|